Actualiteiten arbeidsomstandigheden
Actualiteiten arbeidsomstandigheden
Onderstaand leest u een update inzake de arbeidstijdenwet, de verplichting van een basiscontract met een arbodienst en de risico-inventarisatie & evaluatie (afgekort als RI&E).
Omdat de Arbeidsinspectie verscherpte controles heeft aangekondigd, zoals nu bijvoorbeeld in de agrarische sector, willen wij deze zaken nogmaals bij u onder de aandacht brengen. De controles zijn voornamelijk gericht op werk- en rusttijden (inclusief noteren begin- en eindtijden van werk), minimumloon, verplichte arbodienst, RI&E, plan van aanpak enzovoort. Dit zijn zaken waaraan iedere werkgever moet voldoen.
Indien u na het lezen nog vragen heeft, kunt u uiteraard contact opnemen met uw contactpersoon op de loonafdeling. er u als werkgever praktijkleer-plaatsen of werkleer-plaatsen aanbiedt, kunt u daarvoor subsidie krijgen. Met de Subsidieregeling praktijk-leren krijgt u een tegemoetkoming in de kosten voor de begeleiding van een leerling of student. Via deze mailing willen wij u hierover informeren.
Inhoud:
- Arbeidstijden voor jeugdigen
- Arbeidstijden voor 18 jaar en ouder (algemeen)
- Registratie werk- en rusttijden
- Arbodienst
- RI&E algemeen
- Wettelijke eisen RI&E
- Wat staat er in de RI&E
- Toetsing RI&E
1. Arbeidstijden voor jeugdigen
De arbeidstijdenwet maakt een onderscheid tussen jeugdigen en kinderen. Jeugdige werknemers zijn werknemers van 16 en 17 jaar. Alle personen onder de 16 jaar zijn kinderen. Voor minderjarige vakantiewerkers gelden strenge regels op grond van de Arbowetgeving en Arbeidstijdenwet. Er gelden belangrijke beperkingen wat betreft het soort werkzaamheden en voor de duur van de arbeid.
Kinderen jonger dan 13
- Kinderen jonger dan 13 jaar mogen niet werken.
- Wel mogen kinderen van 12 jaar en ouder de aan hen opgelegde alternatieve straffen uitvoeren.
- In bijzondere gevallen kan ontheffing worden verleend door de Inspectie SZW. Het gaat hierbij om kinderen die meewerken aan uitvoeringen, modeshows, radio-, film-, of televisieopnamen en dergelijke.
- Kinderen jonger dan 13 jaar mogen wel meedoen bij de plaatselijke fanfare of optreden in de schoolmusical; daarvoor is geen ontheffing van de Inspectie SZW nodig, de volgende voorwaarden gelden dan:
- het kind moet vrijwillig meedoen aan het optreden;
- er mag geen sprake zijn van een overeenkomst.
- noch het kind, noch zijn ouders, noch enig ander mag financieel voordeel hebben van het optreden van het kind.
- Als het werk, dat een kind verricht dat jonger is dan 13 jaar, niet voldoet aan deze voorwaarden voor 'vrijwillig optreden' voldoet, dan is ontheffing van de Inspectie SZW nodig.
- De werkgever moet de ontheffing bij de Inspectie SZW aanvragen. Dat moet hij ruim voor het optreden doen.
Let op! Deze regels gelden voor alle kinderen jonger dan 13 jaar, dus ook voor ouders die hun baby tegen betaling laten meewerken aan een reclame of televisieprogramma.
13- en 14-jarigen
- Kinderen van 13 en 14 jaar mogen alleen niet-industriële arbeid van lichte aard verrichten.
- Het gaat hier om ‘hand- en spandiensten’. Er mogen klusjes worden gedaan of iemand mag worden geholpen bij het werk, altijd onder toezicht en er mag niet in een fabriek of met machines worden gewerkt.
- Voorbeelden van het werk dat gedaan mag worden: oppassen, verspreiden van folders of huis-aan-huisbladen, helpen in de huishouding, helpen bij licht werk op een (kinder)boerderij of manege, pretpark, camping of speeltuin, lichte werkzaamheden in de land- en tuinbouw en helpen in een winkel, zoals helpen bij het inpakken en vakkenvullen (maar niet achter de kassa).
- 13- en 14-jarigen mogen per jaar niet meer dan vier vakantieweken werken, waarvan maximaal drie weken aaneengesloten.
- Tijdens vakanties mogen ze per dag maximaal zeven uur werken en per week maximaal 35 uur.
- Buiten de schoolvakanties mogen 13- en 14 jarigen maximaal 2 uur per dag en maximaal 12 uur per week werken.
- Op schooldagen mogen 13- en 14 jarigen alleen klusjes doen; zij mogen dan dus bijvoorbeeld geen folders of huis-aan-huisbladen verspreiden of lichte werkzaamheden in de land- en tuinbouw verrichten.
- Tussen 19:00 en 7:00 mogen 13- en 14-jarigen niet werken.
- Tussen twee werkdagen moet ten minste 14 uur rust zitten.
- Als een 13- of 14 jarige langer dan 4,5 uur achter elkaar moet werken, dan moet hij minimaal 30 minuten aaneengesloten pauze krijgen.
- Op zondag mag niet gewerkt worden.
14- en 15 jarigen - Beroepsstages
Deze mogen stage lopen, maar daarvoor gelden dan wel de volgende voorwaarden:
- De maximum arbeidstijd is 7 uur per dag en 35 uur per week. De tijd dat de jongeren naar school gaan, telt mee als arbeidstijd.
- Er moet een stageovereenkomst zijn tussen de school en het bedrijf.
- De ouders of verzorgers van het kind moeten de stageovereenkomst ondertekenen.
- Tijdens een stage mogen kinderen van 14 en 15 jaar ook lichte werkzaamheden doen in een industriële omgeving, bijvoorbeeld in een fabriek, maar deze werkzaamheden mogen niet te zwaar of gevaarlijk zijn. Bovendien moet begeleiding aanwezig zijn.
- Tussen 19.00 uur en 07.00 uur mag niet worden gewerkt
- Tussen iedere werkdag moet minimaal 14 uur rust zitten.
- Bij werkdagen van meer dan 4,5 uur moet het kind minimaal 30 minuten aaneengesloten pauze krijgen.
- Op zondagen mag niet worden gewerkt.
15-jarigen
- 15-jarigen mogen in een vakantieweek maximaal acht uur per dag werken en maximaal 40 uur per week.
- Zij mogen per jaar maximaal zes vakantieweken werken (waarvan maximaal vier weken aaneengesloten).
- In vakanties mogen 15-jarigen tussen 07.00 en 21.00 uur werken.
- Op een schooldag mogen 15-jarigen maximaal 2 uur per dag werken en in een schoolweek in totaal maximaal 12 uur.
- Tussen twee werkdagen moet ten minste 12 uur rust zitten.
- Als zij langer dan 4,5 uur werken, hebben zij recht op een aaneengesloten pauze van minimaal 30 minuten.
- Buiten de schoolvakanties mogen zij tussen 07.00 uur en 19:00 uur werken.
- Kinderen van 15 jaar mogen alleen op zondag werken als:
- het soort werk het nodig maakt en het in het arbeidscontract staat;
- het noodzakelijk is en door de or wordt toegestaan of als de ouders of verzorgers van het kind toestemming hebben gegeven;
- zij mogen per 16 zondagen maximaal 11 zondagen werken;
- als het kind op zondag werkt, dan moet het de zaterdag ervoor vrij zijn.
- Ook 15-jarigen mogen alleen niet-industriële arbeid van lichte aard verrichten, wel iets zelfstandiger dan 13- en 14-jarigen. (niet geautomatiseerde afwasmachine uitruimen).
Voorbeelden van werk dat gedaan mag worden: licht werk in een winkel (opruimen of klanten helpen, maar niet afrekenen of achter de kassa), groente- en fruit plukken, folders of huis-aan-huisbladen rondbrengen, avondkranten bezorgen, werken in een pretpark, museum, manege of camping en ochtendkranten bezorgen.
16 en 17-jarigen
- Jongeren van 16 en 17 jaar mogen gemiddeld 40 uur per week werken, maar de tijd die zij op school zijn telt mee als arbeidstijd.
- Zij mogen maximaal 9 uur per dag werken en maximaal 45 uur per week (schooltijd dus meegerekend), maar gemiddeld dus niet meer dan 40 uur per week (maximaal 160 uur per 4 weken)
- Jongeren van 16 en 17 mogen niet 's nachts werken; zij mogen tussen 06.00 en 23.00 uur werken.
- Zij mogen niet in oproepdiensten werken of overwerken.
- Tussen iedere dienst moet een rusttijd van minimaal 12 uur zitten
- Als zij langer dan 4,5 uur werken, hebben zij recht op een aaneengesloten pauze van minimaal 30 minuten.
- In een cao mag hiervan worden afgeweken, in die zin dat jongeren van 16 en 17 jaar in plaats van een half uur pauze, 2 pauzes van minimaal 15 minuten krijgen.
- Werken op zondag mag, maar daarvoor gelden wel de volgende regels:
- voor het soort werk is het nodig om op zondag te werken;
- het staat in het arbeidscontract;
- door de OR wordt toegestaan of de werknemer met werken op zondag heeft ingestemd.
- Per 52 weken moeten jongeren van 16 en 17 jaar minstens 13 zondagen vrij hebben, hiervan kan bij cao afgeweken worden.
- Jongeren van deze leeftijd mogen vrijwel alle werkzaamheden verrichten. Als het echter om gevaarlijk of zwaar werk gaat, moet er wel toezicht zijn.
Sancties
Houdt de werkgever zich niet aan deze regels, dan kan de inspectie SZW forse boetes opleggen. Deze kunnen oplopen tot enkele duizenden euro’s.
2. Arbeidstijden voor 18 jaar en ouder (algemeen)
Arbeidstijden algemeen
Arbeidstijden algemeen | ||
| Norm | |
Arbeidstijd | Per dienst | 12 uur |
Per week | 60 uur | |
Per week per 4 weken | Gemiddeld 55 uur¹ | |
Per week per 16 weken | Gemiddeld 48 uur | |
Rusttijden | Dagelijkse rust | 11 uur (aaneengesloten) (1 keer per periode van 7 x 24 uur: 8 uur indien noodzakelijk i.v.m. aard arbeid of bedrijfsomstandigheden) |
Wekelijkse rust | 36 uur (aaneengesloten) in een periode van 7 maal 24 uur óf 72 uur in een periode van 14 maal 24 uur (te splitsen in stukken van minimaal 32 uur) | |
Pauze | Bij > 5,5 uur arbeid per dienst | 30 minuten (eventueel 2 x 15 minuten) |
Bij > 10 uur arbeid per dienst | 45 minuten (eventueel 3 x 15 minuten) | |
Bij > 5,5 uur arbeid per dienst | 15 minuten¹ | |
Zondagrust | Zondagsarbeid | Geen arbeid op zondag, tenzij:
|
Vrije zondagen |
| |
Nachtarbeid Nachtdienst: | Arbeidstijd per dienst |
|
Arbeidstijd per week | 40 uur (per 16 weken) indien ≥ 16 x per 16 weken arbeid in nachtdienst | |
Rusttijd na nachtdienst (geldt voor nachtdienst eindigend na 02.00 uur) | 14 uur (1 x per week: 8 uur, indien noodzakelijk in verband met soort werk of bedrijfsomstandigheden) | |
Rusttijd na ≥ 3 nachtdiensten | 46 uur | |
Maximum lengte reeks (Geldt als minimaal één van de diensten uit de reeks een nachtdienst is) | 7 of 8¹ | |
Maximum aantal (Geldt voor nachtdiensten eindigend na 02.00 uur) |
| |
Consignatie | Consignatieverbod |
|
Arbeidstijd per 24 uur | 13 uur | |
Arbeidstijd per week in geval van nachtelijke consignatie (Geldt indien per 16 weken 16x of meer consignatie wordt opgelegd tussen 00.00 en 06.00 uur) |
|
¹ Bij collectieve regeling
3. Registratie werk- en rusttijden
De werkgever is verplicht om de werk- en rusttijden te registreren, zodat toezicht op de naleving van de wettelijke verplichtingen mogelijk is. Alleen in uitzonderlijke gevallen zal de Arbeidsinspectie optreden en zo nodig proces-verbaal opmaken. Wel observeert de Arbeidsinspectie de mate van naleving van de Arbeidstijdenwet. Het boete-normbedrag hiervoor is € 10.000,00.
4. Arbodienst
Per 1 juli 2017 is de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) veranderd en moet er worden gewerkt met een basiscontract met de bedrijfsarts of arbodienst, ongeacht hoeveel personeel je dienst hebt. Er kan een boete worden opgelegd als blijkt dat een werkgever geen contract heeft met een bedrijfsarts/arbodienst.
Basiscontract Bedrijfsarts of Arbodienst
De werkgever is verplicht om te zorgen voor deskundige ondersteuning gericht op het arbo- en verzuimbeleid. In het basiscontract moet staan hoe de arbodienstverleners de voor de werkgever verplichte taken uitvoeren. De bedrijfsarts adviseert bij ziekteverzuimbegeleiding (voorheen bijstand verlenen). Werkgever is verantwoordelijk voor de verzuimbegeleiding. Werkgever en werknemer zijn samen zelf verantwoordelijk voor het toepassen van de adviezen van de bedrijfsarts.
Per 1 juli 2017 kreeg iedere medewerker het wettelijke recht een bedrijfsarts te consulteren over individuele, persoonsgerichte gezondheidsvragen in relatie tot het werk. Als werkgever zijnde, moet u uw werknemers hier actief over informeren. Tevens kan de bedrijfsarts de werkvloer bezoeken. Uw bent verplicht de bedrijfsarts toe te laten.
Als er enkel een DGA (Directeur Groot Aandeelhouder) in dienst is, ben je niet verplicht om een arbodienst te hebben. Een DGA wordt in dit verband gelijk gesteld met een zelfstandige en is uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor zijn arbeidsomstandigheden.
Recht op Second Opinion voor werknemer
Een werknemer kan het door de bedrijfsarts gegeven advies laten beoordelen door een andere bedrijfsarts indien de werknemer twijfelt aan de juistheid van het door de bedrijfsarts gegeven advies. Het betreft dan adviezen in het kader van verzuimbegeleiding, een uitgevoerd arbeidsgezondheidskundig onderzoek en preventieve consultatie. De second opinion heeft betrekking op individuele, persoonsgerichte adviezen van den bedrijfsarts, niet op collectieve advisering zoals verzuimbeleid en risico-inventarisatie.
Preventie
Elke werkgever is verplicht een preventiemedewerker te hebben. Voor kleine werkgever (minder dan 25 medewerkers) kan dit ook de directeur of eigenaar zijn. Als er een medezeggenschapsorgaan is in de onderneming heeft dat orgaan instemmingsrecht wat betreft de keuze voor de persoon van de preventiemedewerker (anders hebben de werknemers zelf instemmingsrecht).
De werkgever en het medezeggenschapsorgaan dienen samen de rol van de preventiemedewerker vast te stellen. De preventiemedewerker adviseert aan en dient nauw samen te werken met de Arbodienst. De preventiemedewerker moet in ieder geval ingeschakeld worden bij de RI&E en bij de advisering en uitvoering van arbeidsbeschermende maatregelen.
Ten aanzien van de werkzaamheden van de preventiemedewerker is er een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de werkgever en het medezeggenschapsorgaan. De medezeggenschap is medeverantwoordelijk voor het goed functioneren van de preventiemedewerker. Het medezeggenschapsorgaan, de werkgever, de preventiemedewerker en de bedrijfsarts moeten tenminste één keer per jaar de stand van zaken op het terrein van gezond en veilig werken binnen de organisatie bespreken.
De bedrijfsarts krijgt in het basiscontract ruimte om beroepsziekten te melden aan het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. E.e.a. is bedoeld om meer aandacht voor preventie te krijgen binnen de bedrijven.
Handhaving en boeten
De Inspectie SZW gaat handhaven op aanwezigheid basiscontract. Mocht de werkgever geen basiscontract hebben met een arbodienst of bedrijfsarts riskeert hij een boete van € 1.500,00. De punten in het contract zijn ook handhaafbaar (en beboetbaar) gemaakt. Daarnaast zal er eventueel een boete bij het niet melden van beroepsziekten worden ingevoerd.
5. RI&E algemeen
Elke werkgever moet regelmatig een overzicht maken van de arborisico’s en de benodigde verbetermaatregelen in zijn organisatie; een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Het opstellen en uitvoeren van een RI&E is een van de belangrijkste verplichtingen van de werkgever uit de Arbowet (art. 5 Arbowet). Met de RI&E kan het bedrijf gestructureerd de risico’s aanpakken om zo de kans op arbeidsgerelateerde gezondheidsklachten en ongevallen tot een minimum te beperken.
Een RI&E-rapport is ook een belangrijke basis voor het gehele arbobeleid. Want pas als de werkgever de risico’s en de ernst daarvan in zijn organisatie kent, kan hij passende maatregelen treffen. Zo is de invulling van meerdere arbobeleidsverplichtingen sterk afhankelijk van de in de RI&E aangetroffen risico’s. Denk aan bedrijfshulpverlening, de benodigde tijdsbesteding en deskundigheid van de preventiemedewerker, medisch onderzoek en arbovoorlichting.
Een risico-inventarisatie en –evaluatie is gebonden aan diverse wettelijke eisen en bestaat uit drie delen:
- De inventarisatie van risico’s.
- De vaststelling van de ernst van de risico’s: de evaluatie.
- Een plan van aanpak, met een planning van de te nemen verbetermaatregelen.
Een toetsing door een arbodienst of een gecertificeerde arbodeskundige kan daarbij vereist zijn. En het is aan te bevelen om vervolgens de voortgang van het plan van aanpak te bewaken.
6. Wettelijke eisen RI&E
De Arbowet geeft niet aan na hoeveel jaar een RI&E opnieuw moet worden uitgevoerd of een update moet ondergaan. Wel is bepaald dat de RI&E moet worden gewijzigd als ervaringen daartoe aanleiding geven, bijvoorbeeld als werkwijzen of werkomstandigheden veranderen. Denk aan de aanschaf van nieuwe machinelijnen, belangrijke verbouwingen of nieuwbouw. Waar het om gaat is dat de RI&E een volledig en kloppend beeld geeft van de arborisico’s in het bedrijf. Afgezien van tussentijds wijzigingen in het bedrijf is de frequentie van de RI&E in de praktijk doorgaans om de vier à vijf jaar. Sommige arbozorgsystemen schrijven wel een frequentie voor. Zo is in het VCA-systeem een RI&E-frequentie van 3 jaar voorgeschreven voor organisaties die VCA-gecertificeerd willen zijn.
7. Wat staat er in de RI&E
Alle risico’s op het gebied van veiligheid, gezondheid en psychosociale arbeidsbelasting moeten in kaart worden gebracht. Bijvoorbeeld machineveiligheid, gevaarlijke stoffen, fysieke belasting, geluid en trillingen, werkdruk etc. Ook de kwaliteit van het arbobeleid dat gevoerd wordt, zal in de RI&E beoordeeld worden. Daarbij gaat het om arbobeleidszaken als de bedrijfshulpverlening, de arbovoorlichting en –onderricht en het beleid rond ongewenst gedrag.
De Arbowet stelt verder de volgende eisen aan de RI&E:
- De RI&E moet rekening houden met de stand van de wetenschap of de professionele inzichten op het terrein van de arbeidsomstandigheden. De laatste inzichten moeten worden benut om te beoordelen of een risico voldoende is beheerst.
- De RI&E moet op schrift worden gesteld.
- De RI&E mag eerst globaal zijn, echter bij bepaalde risico’s dient nadere inventarisatie plaats te vinden. Dit wordt ook vaak een diepgaand onderzoek genoemd.
- In de risico-inventarisatie is het vereiste niveau (kennis, ervaring) van een preventiemedewerker omschreven. Ook het benodigde aantal preventiemedewerkers, taken en vereiste tijdsbesteding wordt aangegeven. (afhankelijk van risico bedrijf).
- In de risico-inventarisatie is beoordeeld hoe een werknemer toegang krijgt tot een arbodeskundige, bijv. een preventiemedewerker, extern deskundige of een functionaris van de arbodienst.
- Voor bedrijven die met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen werken, kunnen er aanvullende RI&E-verplichtingen gelden.
- De RI&E kan door het bedrijf zelf of door een instelling worden opgesteld. Dit kan ook gebeuren door een arbodienst. (dit gebeurt door middel van vragenlijsten).
8. Toetsing RI&E
Een gecertificeerde deskundige, bijvoorbeeld arbodienst, toetst het RI&E-rapport op kwaliteit, volledigheid en betrouwbaarheid. Dit is aan de orde wanneer de RI&E is opgesteld zonder dat daarbij een gecertificeerde arbodeskundige betrokken is. Een arbodienst of deskundige beoordeelt of het een actueel rapport is en of het volledig en juist is. Dit gebeurt onder meer door een rondgang door het bedrijf. Werkgever mag zelf kiezen welke gecertificeerde deskundige de RI&E toetst. Verstandig is om iemand te nemen die de sector kent. Voor kleine bedrijven met 25 medewerkers of minder, is het niet verplicht om een toetsing van de RI&E te laten uitvoeren, als er gebruik is gemaakt van een door de branche erkend RI&E-instrument.