Hervorming van het concurrentiebeding

Hervorming van het concurrentiebeding

11 juli 2024

Op 4 maart 2024 is door minister van Gennip een wetsvoorstel ter internetconsultatie ingediend ter hervorming van het concurrentiebeding. Ze heeft dit ingediend omdat werknemers steeds vaker worden gehouden aan een concurrentiebeding, waardoor ze na het einde van het huidige contract niet hetzelfde soort werk mogen doen bij een concurrent of als ondernemer. Naar schatting heeft meer dan een derde van alle werknemers een concurrentiebeding. Het afsluiten van een concurrentiebeding moet voorkomen dat werknemers cruciale informatie meenemen, zoals bedrijfsgeheimen of klantbestanden die het bedrijf kunnen schaden. Een grote groep werknemers heeft echter helemaal geen toegang tot dit soort informatie, waardoor er in de praktijk veel oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het concurrentiebeding. Meestal om te voorkomen  dat de werknemer naar de concurrent gaat of gewoon voor de zekerheid. 

Met de hervorming wordt beoogd het aantal concurrentiebedingen terug te brengen en de balans tussen werkgever en werknemer te herstellen, net als de rechtszekerheid. Terwijl tegelijkertijd bedrijven die het concurrentiebeding echt nodig hebben er gebruik van kunnen blijven maken.

Wat houdt de hervorming in?

  • De maximale duur van het concurrentiebeding wordt 12 maanden. Bij een langere duur of geen duur, is het beding nietig.
  • Het wordt verplicht om een geografische reikwijdte aan te geven, (bijvoorbeeld binnen een straal van een aantal km van het bedrijf).
  • Een werkgever moet altijd motiveren welke zwaarwegende bedrijfs- en dienstbelangen er zijn om het concurrentiebeding af te sluiten. De motivering moet gericht zijn op de specifieke werknemer en zijn functie. Een algemene opsomming is niet voldoende. Dit geldt zowel voor een arbeidscontract voor onbepaalde als bepaalde tijd.
  • Wanneer een werkgever een beroep doet op dit concurrentiebeding moet hij een verplichte vergoeding betalen aan de werknemer.

De werkgever moet tijdig en schriftelijk aan de werknemer laten weten dat hij de werknemer aan het concurrentiebeding houdt. Dit dient uiterlijk één maand voor het einde van het dienstverband gedaan te worden. Hierop zijn drie uitzonderingen: 

  • Als de werkgever het dienstverband opzegt (geen ontslag op staande voet), dan uiterlijk op de dag van opzegging.
  • Bij opzegging door de werknemer en bij ontslag op staande voet door de werkgever, uiterlijk twee weken na de opzegging.
  • Bij ontbinding door de kantonrechter, uiterlijk twee weken na de datum van de uitspraak.

De vergoeding die de werkgever moet betalen om een beroep te doen op het concurrentiebeding bedraagt 50% van het laatstverdiende bruto-maandloon incl. vakantiegeld voor elke maand dat het concurrentiebeding wordt ingeroepen. Dus bijvoorbeeld bij 6 maanden is het 3 maandsalarissen incl. vakantiegeld. De werkgever moet de volledige vergoeding betalen uiterlijk op de laatste dag van het dienstverband. Als de werkgever te laat betaalt, komt het beding te vervallen, maar blijft de vergoeding wel verschuldigd. Bij een beëindigingsovereenkomst kan worden afgeweken van de bovenstaande regels. De vergoeding heeft geen invloed op de eventuele WW-, ZW-, of WIA-uitkering. Het concurrentiebeding is nietig als werknemer minder verdient dan, of gelijk is aan 1,5 modaal. Dit staat gelijk met ca. € 66.000,00 bruto per jaar bij fulltime werken.