Verhuur van vakantiewoningen en omzetbelasting
19 september 2019
Over de verhuur van vakantiewoningen is omzetbelasting verschuldigd. Tot nu toe kon hiervoor vaak gebruik worden gemaakt van de kleine ondernemersregeling. Door de wijziging van de kleine ondernemersregeling per 1 januari 2020 is dat niet altijd meer verstandig. Opletten dus.
Het is inmiddels een populaire beleggingsvorm. Een vakantiewoning, meestal op een park, speciaal voor de verhuur. Rendementen van 6% of meer zijn geen uitzondering, en zeg nu zelf waar krijg je dat tegenwoordig nog. Extra interessant is dat je de omzetbelasting op de bouwkosten kunt terugvragen. Verhuur van woonruimte als vakantiewoning is namelijk belast met omzetbelasting, zodat de omzetbelasting van de kosten ook kan worden teruggevraagd.
Tot nu toe was dat vaak een spel zonder nieten. De verschuldigde omzetbelasting over de verhuur bleef meestal onder de zogenaamde kleine ondernemersregeling, waardoor uiteindelijk geen omzetbelasting werd verschuldigd, ondanks dat er aftrek was genoten.
Veel van deze beleggers hebben inmiddels van de Belastingdienst te horen gekregen dat ze automatisch onder de nieuwe kleine ondernemersregeling vallen, of zelfs dat hun Btw-nummer wordt ingetrokken omdat ze feitelijk geen omzetbelasting afdragen. Dat kan echter tot vervelende gevolgen leiden.
Onder de nieuwe kleine ondernemersregeling is het namelijk zo dat je wel kunt opteren voor de kleine ondernemersregeling als je onder de omzetgrens blijft, maar dat dan wel herziening van de eerder afgetrokken belasting plaatsvindt. Kort en goed: als het korter dan 10 jaar geleden is dat de vakantiewoningen zijn aangekocht of gebouwd dient een deel van de omzetbelasting over de bouw of aankoop te worden terugbetaald.
In een dergelijke situatie is het dan ook beter de kleine ondernemersregeling niet toe te passen en vanaf 2020 toch maar btw af te gaan dragen, in elk geval om de 10 jaar vol te maken.